-
1 malheur
malheur [maalur]〈m.〉1 ongeluk ⇒ onheil, ramp, ellende♦voorbeelden:un oiseau de malheur • een ongeluksvogelcette pluie de malheur! • die vervloekte regen!〈 spreekwoord〉 le malheur des uns fait le bonheur des autres • de een zijn dood is de ander zijn broodporter malheur (à qn.) • (iemand) ongeluk brengenmalheur à lui! • wee hem!par malheur • ongelukkigerwijspour mon malheur • tot mijn schademalheur! • o jee, wat een ramp!1. mtegenspoed, ramp2. interj -
2 un oiseau de malheur
un oiseau de malheur -
3 malchanceux
malchanceux [maalsĵãseu],malchanceuse [maalsĵãseuz]〈m., v.; ook bijvoeglijk naamwoord〉♦voorbeelden:= malchanceuse; adj
См. также в других словарях:
Unglücksvogel — 1. Einen Unglücksvogel hört niemand gern singen. Mag eine warnende Stimme es noch so gut meinen, man hört sie selten gern. Denselben oder einen verwandten Gedanken drücken die Neger in Surinam durch das Sprichwort aus: Ich bin die Nachteule, mein … Deutsches Sprichwörter-Lexikon